Multiple choice test

  1. Welk van onderstaande beweringen komt overeen met de schakeling in figuur 6-50?

Figuur 6-50

  1. R1{R}_{1} en R2{R}_{2} staan in serie met R3{R}_{3} , R4{R}_{4} en R5{R}_{5} .

  2. R1{R}_{1} en R2{R}_{2} staan in serie.

  3. R3{R}_{3} , R4{R}_{4} en R5{R}_{5} staan in parallel.

  4. R1{R}_{1} en R2{R}_{2} staan in serie en deze combinatie staat in parallel met de serieschakeling bestaande uit R3{R}_{3} , R4{R}_{4} en R5{R}_{5} .

  5. De antwoorden (b) en (d)

  6. De totale weerstand van figuur 6-50 kan gevonden worden met volgende formule:

  7. R1+R2+R3||R4||R5{R}_{1}+{R}_{2}+{R}_{3}\text{||}{R}_{4}\text{||}{R}_{5}

  8. (R1+R2) ||\left({R}_{1}+{R}_{2}\right)\text{ ||} ( R3+R4+R5{R}_{3}“+” {R}_{4}“+” {R}_{5} )

  9. R1||R2+R3||R4||R5{R}_{1}\text{||}{R}_{2}+ {R}_{3}\text{||}{R}_{4}\text{||}{R}_{5}

  10. (R1||R2)+\left({R}_{1}\text{||}{R}_{2}\right)\text{+} ( R_3R_4R5R\_3\mathrm{ }“\left|\right|” R\_4\mathrm{ }“\left|\right|” {R}_{5} )

  11. Stel dat alle weerstanden van figuur 6-50 over dezelfde weerstandswaarde beschikken. Als er dan een bepaalde spanning tussen de punten AA en BB wordt aangelegd dan is de stroom:

  12. Het grootst in R3.{R}_{3}.

  13. Het grootst in R3,R4““{R}_{3}“, ” {R}_{4}“ “ en R5{R}_{5} .

  14. Het grootst in R1{R}_{1} en R2{R}_{2}.

  15. Even groot in alle weerstanden.

  16. Twee weerstanden van 1kΩ1 k\Omega staan in serie en deze seriecombinatie staat in parallel met een weerstand van 2,2kΩ.\mathrm{2,2} k\Omega .De spanning over één van de twee 1kΩ1 k\Omega-weerstanden wordt gemeten en bedraagt 6V6 V. De spanning over de 2,2kΩ\mathrm{2,2} k\Omega weerstand bedraagt dan:

  17. 6V6 V

  18. 3V3 V

  19. 12V12 V

  20. 13,2 V

  21. De parallelcombinatie van een weerstand van 330Ω330 \Omega met een weerstand van 470Ω470 \Omega staat in serie met de parallelcombinatie van vier weerstanden van 1kΩ1 k\Omega. Een spanningsbron met spanning 10V10 V wordt aangesloten over deze schakeling. De weerstand waardoor de grootste stroom gaat heeft een waarde van :

  22. 1kΩ1 k\Omega

  23. 330Ω330 \Omega

  24. 470Ω470 \Omega

  25. De parallelcombinatie van een weerstand van 330Ω330 \Omega met een weerstand van 470Ω470 \Omega staat in serie met de parallelcombinatie van vier weerstanden van 1kΩ1 k\Omega. Een spanningsbron met spanning 10V10 V wordt aangesloten over deze schakeling. De weerstand waarover de grootste spanning staat heeft een waarde van :

  26. 1kΩ1 k\Omega

  27. 330Ω330 \Omega

  28. 470Ω470 \Omega

  29. De parallelcombinatie van een weerstand van 330Ω330 \Omega met een weerstand van 470Ω470 \Omega staat in serie met de parallelcombinatie van vier weerstanden van 1kΩ1 k\Omega. Een spanningsbron met spanning 10V10 V wordt aangesloten over deze schakeling. Het percentage van de totale stroom door ieder van de 1kΩ1 k\Omega weerstanden is gelijk aan:

  30. 100%100 \%

  31. 50%50 \%

  32. 25%25 \%

  33. 31,25%\mathrm{31,25} \%

  34. De uitgangsspanning van een spanningsdeler is gelijk aan 9V9 V. Wanneer een belasting aan de spanningsdeler wordt aangelegd dan zal de uitgangsspanning:

  35. Stijgen

  36. Dalen

  37. Hetzelfde blijven

  38. Daalt naar 0V0 V

  39. Een spanningsdeler bestaat uit twee weerstanden van 10kΩ10 k\Omega in serie. Welk van volgende belastingsweerstanden zal het meeste invloed hebben op de uitgangsspanning?

  40. 1MΩ1 M\Omega

  41. 100kΩ100 k\Omega

  42. 10 kΩk\Omega

  43. 1 kΩk\Omega

  44. Als een belastingsweerstand wordt aangelegd aan een spanningsdeler dan zal de stroom vanuit de spanningsbron:

  45. Dalen

  46. Stijgen

  47. Hetzelfde blijven

  48. Herleid worden naar 0A0 A

  49. De uitgangsspanning van een gebalanceerde Wheatstonebrug is:

  50. Gelijk aan de bronspanning

  51. Gelijk aan 0V0 V

  52. Afhankelijk van de weerstandswaarden in de brug

  53. Afhankelijk van de waarde van de onbekende weerstand

  54. De methode voor het analyseren van een elektrische schakeling met twee of meer spanningsbronnen is gewoonlijk:

  55. Theorema van Thevenin

  56. Theorema van Norton

  57. Superpositie

  58. De wetten van Kirchhoff

  59. In een schakeling zijn twee spanningsbronnen aanwezig. Als de eerste spanningsbron aan staat en de tweede uit, vloeit er een stroom van 10mA10 mA door een bepaalde tak van de schakeling. Schakelt men deze spanningsbron uit en de andere in dan vloeit er 8mA8 mA door dezelfde tak maar in de tegenovergestelde richting. Als beide spanningsbronnen worden aangeschakeld, dan is de totale stroom door deze tak gelijk aan:

  60. 10mA10 mA

  61. 8mA8 mA

  62. 18mA18 mA

  63. 2mA2 mA

  64. Een Thevenin equivalente schakeling bestaat uit:

  65. Een spanningsbron in serie met een weerstand

  66. Een spanningsbron in parallel met een weerstand

  67. Een stroombron in serie met een weerstand

  68. Een stroombron in parallel met een weerstand

  69. Een spanningsbron met een interne bronweerstand van 600Ω600 \Omega brengt maximaal vermogen over naar een belasting met weerstandswaarde van :

  70. 300 Ω

  71. 50 Ω

  72. 1200 Ω

  73. 600 Ω

  74. Je meet de spanning op een bepaald punt in een schakeling dat zeer hoge weerstandswaarde heeft. De gemeten spanning blijkt iets lager dan de spanningswaarde die het normaal zou moeten zijn. Dit is mogelijk omdat:

  75. Een of meerdere weerstanden stuk zijn

  76. De voltmeter een bepaald belastingseffect heeft op de schakeling

  77. De bronspanning te laag is.

  78. Alle bovenstaande antwoorden juist zijn.

Last updated